1.   geleidelijk bn. 'niet plotseling'
categorie:
geleed woord
Nnl. geleidelijk 'meegaand, gezeggelijk', in: uw zoon, die zo geleidelyk was [1785; WNT], dan ook 'ordelijk, duidelijk', in zoo geleidelijk, zoo bevattelijk, zoo onderhoudend ..., als het mij eenigzins mogelijk wezen zal [1790; WNT], een geleidelijk voorstel 'een duidelijk voorstel', eene leerrede geleidelijk uitspreken '... duidelijk, helder, duidelijk verstaanbaar' [beide 1809; Wdb. ND], geleidelijke overgang [1838; WNT], eene geleidelijke doorvaart door de brug [1855-56; WNT vergraving], 'langzaam, zonder sprongen geregeld voortgaande' [1893; Kuipers], behoort ... geleidelijk afgeschaft te worden [1908; WNT vergelding].
Afleiding met het achtervoegsel -lijk van het werkwoord geleiden in de betekenis 'leiden, doen voortgaan'. Het woord betekende letterlijk 'als iemand die zich laat leiden', dus 'volgzaam', vanwaaruit 'ordelijk' > 'regelmatig' > 'langzaam en geregeld'.


  naar boven