1.   drost zn. 'gerechtsdienaar op het platte land'
categorie:
geleed woord, substraatwoord
Mnl. drutsate 'hofmeester' [1220-40; CG II, Aiol]; drussate, drossate 'id.' [1260-80; CG II, Wr.Rag.].
Oude samenstelling uit pgm. *druhti- 'schare, (militair) gevolg' en een afleiding van de wortel pgm. *set- 'zitten, zich bevinden', zie zitten. De grondbetekenis is dus ongeveer: 'die deel uitmaakt van het gevolg (van een koning)'.
Cognaten van het hele woord zijn: mnd. droste, drotsete 'id.'; ohd. truh(t)sāzo (nhd. Truchseß 'id.'); ofri. drusta 'id.'; on. dróttseti 'id.'; < pgm. *druhti-set-. Het eerste lid wordt ook gevonden in: onl. druhtin 'heer' [10e eeuw; W.Ps.]; os. druht- 'schare, gevolg'; ohd. truht 'id.'; ofri. drecht 'id.'; oe. dryht 'id.'; on. drótt 'id.' (nzw. drott (verouderd) 'heer', drottning 'koningin'); got. gadrauhts 'soldaat'. Pgm. *druht- is de nultrap (met h in plaats van g door regressieve assimilatie van stem) van *dreug-, waarop de werkwoorden oe. drēogan en got. driugan 'krijgsdienst doen uitvoeren' zijn terug te voeren.
Het simplex is buiten het Germaans verwant met Litouws draũgas 'gezelschap'; Oudkerkslavisch družina 'troep, schare' en drugŭ 'vriend'; Oudiers drong 'troep, schare'; bij de wortel pie. *dhreugh- [IEW 254]. Wellicht verder in verband te brengen met ne. throng 'schare', dat evenals Oudiers drong 'schare' een nasaalinfix vertoont. Dat zou, evenals het beperkte verspreidingsgebied, kunnen wijzen op een substraatherkomst.
De Middelnederlandse vorm drutsate veranderde door assimilatie van /t/ in drussate, en door apocope van /e/ en syncope van /a/ in drost. Dat het woord eigenlijk uit twee elementen bestond was niet meer duidelijk, en zo kon op basis van drost een nieuw geleed zn. drossaard ontstaan, met het achtervoegsel -aard. De betekenis veranderde ook: de functie van lid van het gevolg evolueerde via hofmeester naar die van ambtelijk bestuurder. De woorden drost, drossaard zijn thans verouderd, behalve in de samenstelling landdrost, waar het woord tijdelijk nieuw leven is ingeblazen om de bestuurder van nieuwe, nog niet in de provinciale indeling opgenomen gebieden benoemen. De laatste landdrost in Nederland was Han Lammers, die deze funktie vervulde in de Zuidelijke IJsselmeerpolders tot de invoering van de provincie Flevoland in 1986.
Literatuur: E.S. Dick (1965) Ae. dryht und seine Sippe, Münster


  naar boven