1.   droppen ww. 'laten neerkomen, achterlaten'
categorie:
leenwoord
Nnl. droppen 'uit vliegtuigen laten vallen' [1946b; Vooys], 'in het donker achterlaten op een onbekende plek met de opdracht zelf terug te keren' [1960; Koenen], een opvatting droppen 'kenbaar maken' [1993; Reinsma 1999].
Ontleend aan Engels drop in de betekenis '(iets) afgeven, (iemand) afzetten' [1796; OED], eerder al 'laten neerkomen' [1315; OED], Oudengels dropian, van dezelfde stam als druipen.
De oudste betekenis ontstond door het droppen van parachutisten en voedselpakketten in de Tweede Wereldoorlog. De daaruit voortvloeiende figuurlijke betekenissen zijn wrsch. een inheemse ontwikkeling. Overigens was voor de inburgering van het Engelse woord Nederlands droppen al in gebruik als nevenvorm van druppen.
dropping zn. 'het droppen'. Nnl. dropping 'het laten neerkomen van goederen uit een vliegtuig' [1952; WNT Aanv.], 'het achterlaten op een onbekende plek' [1960; Koenen]. Ontleend aan Engels dropping 'het droppen', ook bij dit woord eerst met betrekking tot acties in de Tweede Wereldoorlog. Later werd het populair om als spel een dropping te organiseren, waarbij deelnemers meestal in het donker op een onbekende plaats worden afgezet en zelf zo snel mogelijk een weg terug moeten zien te vinden. Deze betekenis wordt in het Engels niet gebruikt.


  naar boven