1.   acquisitie zn. 'het aanwerven'
categorie:
leenwoord
Vnnl. acquisitie, acquisicie 'verkrijging, verwerving' [1518; MNHWS].
Ontleend aan Frans acquisition [1283] < Latijn acquīsītiō, bij het werkwoord acquīrere 'verwerven', gevormd uit ad- 'bij, naar' en quaerere 'trachten te krijgen', van onbekende verdere herkomst.
acquisiteur zn. 'werver van klanten'. Vnnl. acquisiteur "verkrijger" [1669; Meijer]. Pseudo-Frans, in het Nederlands gevormd naar het voorbeeld van andere Franse woorden op -eur; het Frans heeft acquéreur. Kuipers 1912 vermeldt ook acquisitor (< Latijn acquīsītor 'verwerver'). Verder bestonden vnnl. acquirant [1615; Stall.], acquesteur [1665; Stall.], acquirent [1670; Stall.].
Fries: akwisysje


  naar boven