1.   infantiel bn. 'betreffende het kinderlijke stadium; kinderachtig'
categorie:
leenwoord
Nnl. 'kinderachtig, onnozel' in infantiel gebazel [1906; Groene Amsterdammer], infantiel 'betreffende het kinderlijke stadium' in onze infantiele herinneringen [1916; Groene Amsterdammer].
Het woord is wrsch. via een andere West-Europese taal ontleend, maar het is niet zeker welke. Frans infantile [1560; Rey], Duits infantil [19e eeuw; Pfeifer], Engels infantile [1696; OED] zijn ontleend aan Latijn īnfantīlis 'betreffende het kind', afleiding van īnfāns (genitief īnfantis) 'kind', letterlijk 'niet sprekende', afgeleid met het voorvoegsel in- 2 'niet' van het teg.deelw. van fārī 'spreken', zie faam.
In min of meer wetenschappelijk taalgebruik komt het woord in de neutrale betekenis 'betreffende, zoals in het kinderlijke stadium' wel voor, maar daarbuiten zijn daarvoor kinderlijk en samenstellingen met kinder- gewoner. Infantiel is vooral een pejoratief met de betekenis 'onnozel, niet passend voor een volwassen, verstandig mens'; ook kinderachtig is een pejoratief geworden, maar de connotatie is veel minder negatief.


  naar boven