1.   boterbrief zn. 'officieel stuk'
categorie:
leenvertaling
Nnl. boterbrief 'dispensatiebrief, rekening' [1912; Kuipers], "scherts(ende) benaming van een officieel stuk: belastingbiljet, trouwbewijs" [1912; Koenen], voor 'huwelijksakte' komt al eerder in het Bargoens boterpapiertje [1906; Boeventaal] voor.
Leenvertaling van Latijn literae butyricae.
Een boterbrief was oorspr. een naam voor bepaalde brieven die vergunning gaven om tijdens de vastendagen zuivelproducten en vlees te eten. Vanuit de betekenis 'vergunning' is de huidige betekenis 'officieel document, trouwakte' ontstaan.
Literatuur: Philippa 1999
Fries: bûterbriefke


  naar boven