1.   tarbot zn. 'platvis (Psetta maxima)'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. tarbot, tarrebot 'zekere vis' in tarrebotten ... daer boven een duyt 'tarbot een duit meer' [1448; MNW]; vnnl. tarbot, tarrebot 'vis' in oesters noch tarrebot [1653; WNT], uitstekend goede Tarbot [1698; WNT].
Wrsch. ontleend aan Frans turbot [ca. 1211; TLF], ouder turbuz (mv.) [ca. 1140; TLF], waarvan de verdere herkomst omstreden is. Dat het Franse woord van Scandinavische oorsprong zou zijn (FEW), waarbij verwezen wordt naar Oudnoords *þorn-butr of Oudzweeds *törnbut 'tarbot', van törn 'doorn, vin' en but 'platvis, bot', is volgens Toll. uitgesloten: Deens botte, butte, botte en Zweeds butta 'bot, platvis' zijn ontleend aan Nederduits but(te) of aan het Nederlands, zie bot 2. Frans turbut, turbot wordt wel afgeleid van middeleeuws Latijn turbo (genitief turbinis) 'tol', verwant met klassiek Latijn turba 'draaiing, woeling', zie turbulent, vanwege de ronde vorm van de vis; in het klassiek Latijn betekende rhombus ook zowel 'tol' als 'tarbot'. De -u- die voor de klemtoon lag, veranderde in -a-, waarvan het accent naar de eerste lettergreep verschoof.
Dat tarbot niet ontleend zou zijn, maar in het Nederlands gevormd uit tar, ter(re) 'teer' en bot 'platvis', vanwege de donkere huid van de vis (Vercoullie, WNT), acht Toll. eveneens onwaarschijnlijk, omdat het eerste lid dan ter(re)- zou moeten zijn, de vrijwel algemene Middelnederlandse, ook Hollandse, vorm voor teer, vergelijk West-Vlaams algemeen terrebut, ook Gents terbot, en Kiliaan terbot, tarbot. Ook de late overlevering van het woord pleit voor ontlening uit het Frans.
Fries: tarbot


  naar boven