1.   invasie zn. 'grootschalige inval'
categorie:
leenwoord
Vnnl. invasie 'aanval' in invasien ... die dagelicx den landen voirsz. by den Gelresschen aengedaen worden 'aanvallen die de voornoemde landen dagelijks door de Geldersen worden aangedaan' [1524; WNT vangenis]; nnl. 'grootschalige inval' in de invasie in Italië wordt voorbereid [1943; WNT Aanv. zenuw], ook overdrachtelijk invasie 'grote toestroom van mensen' [1949; WNT Aanv. desastreus].
Al dan niet via Frans invasion 'inval' [ca. 1155; Rey] ontleend aan Latijn invāsiō 'aanval', afleiding van het werkwoord invādere 'binnendringen, aanvallen', gevormd uit in- 3 'in, naar' en vādere 'gaan, voortschrijden', verwant met waden.
In de Vroegnieuwnederlandse teksten (16e-17e eeuw) komt dit woord regelmatig voor. Opvallend is dat het WNT voor de periode daarna tot aan de Tweede Wereldoorlog slechts twee citaten van invasie geeft en daarna weer meer. Of het woord in die tussentijd uit de algemene woordenschat verdwenen is geweest, is niet te bepalen, maar zeker is wel dat de herleving ervan na de oorlog het gevolg is van de invasies die door de geallieerden werden uitgevoerd, met name de allesbeslissende in 1944 in Normandië.


  naar boven