1.   intrige zn. 'slinkse streek; plot van een roman of toneelstuk'
categorie:
leenwoord
Vnnl. intrigues (mv.) 'slinkse middelen, dienend tot een bepaald doel' [1668; WNT]; nnl. intrigue 'plot van een toneelstuk, roman etc.' in de knoop, of de intrigue, van het heldendicht [1791; WNT knoop]. Ook nnl. intriges [1748; WNT verbintenis].
Ontleend aan Frans intrigue 'slinkse middelen om iets te bereiken' [1654; Rey], 'plot van een toneelstuk, roman etc.' [1637; Rey], twee specifieke betekenisontwikkelingen bij ouder '(liefdes)affaire' [1578; Rey]. Het Franse woord is een afleiding (terugvorming) bij het werkwoord intriguer of is rechtstreeks ontleend aan het al oudere Italiaanse woord intrigo 'warboel' [1420; DEDLI], 'slinkse manier om een doel te bereiken' [1537; DEDLI], afleiding van het werkwoord intrigare. Voor beide gevallen zie intrigeren, dat op ditzelfde werkwoord teruggaat.
De Franse occlusief g in intrigue werd in het Nederlandse klanksysteem een fricatief g, zoals bijv. ook in garnizoen, irrigeren en intrigeren. De Franse spelling met -gu-, die aangeeft dat deze -g- voor -e- een plofklank is, werd in het Nederlands aangepast en het WNT signaleert in 1911 dat intrige "geheel als een Nederlandsch woord uitgesproken" wordt. Er ontstond daarna naar analogie van andere Franse leenwoorden op -ge als corsage, horloge, prestige, vitrage een hypercorrecte uitspraak van intrige met /ž/. In het NN werd dit in de loop van de 20e eeuw de normale uitspraak; in het BN is de uitspraak met de wrijfklank g de norm gebleven.


  naar boven