1.   tangens zn. 'verhoudingsgetal'
categorie:
leenwoord
Vnnl. tangens 'verhoudingsgetal in de meetkunde' in multipliceert de Sinus vande voorover hellinge des muers ... met de Tangens van de declinatie des muers [1614; WNT vooroverhellen]; nnl. tangens, tangent 'raaklijn' in raaklyn of tangent van den cirkel [1790; WNT], 'verhouding in de trigonometrie' in Trigonometrische functiën ... sinus, cosinus, tangens, cotangens [1856; WNT cosinus], Rekenliniaal waardoor men na eenige oefening producten, quotiënten, wortels, logarithmen, sinussen en tangenten op eenvoudige wijze kan aflezen [1920; WNT rekenen I].
Internationale wetenschappelijke term, ontleend aan Neolatijn tangens 'verhoudingsgetal in de trigonometrie', letterlijk 'rakend', teg.deelw. van het klassiek Latijnse ww. tangere 'aanraken', verwant met Middelnederduits tacken 'id.', zie takel. Andere woorden die op tangere of afleidingen ervan teruggaan, zijn contact, integer, intact en tact, en zie ook taks 1, taxeren.
De tangens van een hoek is het getal dat de verhouding aangeeft tussen de rechthoekszijde tegenover die hoek en de aanliggende rechtshoekszijde. De cotangens is de tangens van het complement van die hoek.
Fries: tangens


  naar boven