1.   bunder zn. 'hectare'
categorie:
leenwoord
Onl. i bunre en v bunre [12e eeuw; GN]; mnl. een half bundre 'een halve bunder' [1287; CG I, 1236], vier bonder lans 'vier bunder land' [1290; CG I, 1421], xci boenre lands '91 bunder land' [1293; CG I, 1883], boender [ca. 1380; Claes 1994a].
Het woord is zeer vroeg ontleend aan middeleeuws Latijn bonnarium, bunnarium 'landmaat' [7e eeuw]. De oorspr. ontleende vorm moet een niet-overgeleverd *bunnari zijn geweest dat zich tot bunre ontwikkelde. Vermoedelijk gaat het Latijnse woord terug op Gallisch *botina 'grensteken', (FEW), dat in het Oudfrans (misschien via middeleeuws Latijn bunna, bonna) als bonne verschijnt. De oorspr. betekenis van bonnarium is dan 'plaats met afgesproken bonnae of grenstekens'.
De vormen bonder, boender, bunder zijn het resultaat van het invoegen van een overgangsklank -d- tussen de -n- en de -r-; hetzelfde verschijnsel komt voor in Nederlands donder.
Een bunder was een oppervlaktemaat van 400 à 900 (vierkante) roeden, of een stuk land van die omvang. Het bunder was tot in de 19e eeuw beneden de Moerdijk in gebruik; tegenwoordig wordt het nog gebruikt als equivalent voor 'hectare'.


  naar boven