1.   gevaarte zn. 'reusachtig voorwerp'
categorie:
geleed woord
Mnl. ghevaerde, ghevaerte met uiteenlopende betekenissen, te groeperen in enerzijds (bij varen 'reizen') 'reis', 'reisgezelschap' [beide 14e eeuw; MNW], anderzijds (bij varen 'handelen, doen') 'handelwijze', 'drukte, praal', 'aandachttrekkende daad', 'aandachttrekkende zaak' [alle 15e eeuw; MNW].
Afleiding met het collectiefvoorvoegsel ge- (sub d) van vaart (mnl. ook vaerde). Traditioneel wordt gevaarte gezien als rechtstreekse afleiding van varen 2, maar daar is geen aanleiding voor. Ten eerste zijn alle Middelnederlandse betekenissen van gevaerte, -de terug te voeren op die van vaert, vaerde, en bovendien bestaan er geen analoge gevallen: werkwoordafleidingen als gedaante en gedachte (de-woorden) zijn gebaseerd op een verl.deelw. en niet op een presensstam.
Germaanse equivalenten zijn er alleen in het Duits, met in de oude taalfasen net zulke uiteenlopende betekenissen als in het mnl.: mnd. gevērde; ohd. giferti (mhd. gevert(e); nhd. Gefährt nu uitsluitend 'voertuig'). Wat woordvorming betreft hoort nhd. Gefährte (m.) 'begeleider' < 'reisgenoot' (ook mnl. geverde 'reisgenoot' [1250; CG II, Trist.]) bij Nederlandse woorden als genoot en gezel.
In de hedendaagse taal is van al de Middelnederlandse betekenissen slechts die van 'aandachttrekkende zaak' overgebleven. Onder invloed van het jonge Duitse leenwoord gevaar is deze betekenis nog verder vernauwd tot 'ontzagwekkend of schrikwekkend groot voorwerp'.


  naar boven