1.   oma zn. 'grootmoeder'
categorie:
samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking, klankwoord
Nnl. Ootema 'grootmoeder' [1781; WNT grootmama], Grootmama [1785; WNT grootmama], grootma [1842; WNT zindelijk], Oma [1901; WNT stom III].
Een woord uit de kindertaal, wrsch. een vervorming van grootma(ma), zie groot- en mama.
Daarnaast bestond ook nnl. Ootemoe [1825; WNT grootmoeder], waaruit omoe, en zie ook opoe.
Fries: oate


  naar boven