1.   federatie zn. 'bondgenootschap'
categorie:
leenwoord
Nnl. federatie 'verbintenis, bondgenootschap' [1805; Meijer], '(staatkundig) verbond' [1830; WNT], 'vakbond' [1916; WNT].
Via Frans fédération 'id.' [14e eeuw; Rey] ontleend aan Latijn foederātiō 'vereniging, verbond', een afleiding van het werkwoord foederāre 'verenigen, verbinden' bij foedus (genitief foederis) 'verbond, verdrag'. Dit woord is verwant met het zn. fidēs 'geloof', zie fideel.
De basisbetekenis is 'verbond van samenwerkende lichamen'. In de specifieke toepassing op vakbonden, waarbij gedacht moet worden aan een oorspr. vorm van samenwerking tussen plaatselijke of regionale vakverenigingen, leeft het woord nu niet meer en is het uitsluitend nog te vinden in de naamgeving van enkele Nederlandse vakbonden, zoals de FNV.
confederatie zn. 'bondgenootschap'. Vnnl. confederatie 'id.' in te ratifficeren de verbontenisse ende confederatie, tusschen den Keyser ende den Keurfursten, Princen ende Staten des Heyligen Ryx [1549; WNT verbontenis], 'id.' [1553; van den Werve]. Via Frans confédération 'id.' [1358; Rey] ontleend aan Latijn cōnfoederātiō, gevormd uit com- en foederātiō. Meestal alleen als staatkundige term gebruikt. Het formele verschil tussen een federatie (bijv. de Verenigde Staten van Amerika) en een confederatie (bijv. Zwitserland) is dat de eerste ondeelbaar is; in een confederatie kunnen de afzonderlijke delen uit het geheel stappen. ◆ federaal bn. 'betreffende een federatie'. Nnl. federaal 'id.' [1847; Kramers], een krachtige federale macht 'centrale macht van de federatie als geheel' [1928; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans fédéral 'id.'. ◆ federaliseren ww. 'tot een federatie maken of worden'. Nnl. federaliseren 'id.' [1847; Kramers]. Afgeleid van federaal met het achtervoegsel -iseren of ontleend aan Frans fédéraliser. Normaal gesproken heeft dit werkwoord als object een verzameling staten of iets dergelijks. In België, dat in 1970-80 een federatie werd, is het gebruik van het werkwoord federaliseren opvallend en paradoxaal. Wanneer dit woord als object instellingen, instituties, bevoegdheden e.d. heeft, is de betekenis soms (zoals verwacht) 'op het federale niveau brengen, federaal maken', maar veel vaker wordt juist het tegengestelde bedoeld: 'van het federale niveau weghalen (en overbrengen naar dat van de gewesten of gemeenschappen)'. Dat geschiedde als gevolg van deze politieke ommekeer nu eenmaal vaker. Bij het bijbehorende nomen actionis federalisering is de tegennatuurlijke betekenis 'splitsing naar de gemeenschappen en/of gewesten' in de praktijk zelfs de enige gebruikte. Hierbij komen nu ook de antoniemen defederaliseren en defederalisering voor, dus als synoniem van hun oorspr. antoniem. ◆ federalist zn. 'aanhanger van het federalisme'. Nnl. federalist 'id.' [1847; Kramers], maar meer in het bijzonder en al eerder in de specifieke Nederlandse betekenis 'voorstander (aan het eind van de 18e eeuw) van een grote mate van zelfstandigheid van de gewesten, naar het voorbeeld van Frankrijk' [1796; WNT].
Literatuur: L. Permentier (2005), 'Laten we samen uiteengaan: federaliseren betekent "regionaliseren", maar federaal betekent "nationaal"', in: J. Engelsman e.a. (red.), Taal als levenswerk; aspecten van de Nederlandse taalkunde, 107-110
Fries: federaasje ◆ konfederaasje ◆ federaal ◆ federalisearje


  naar boven