1.   rectificeren ww. 'rechtzetten'
categorie:
leenwoord
Vnnl. rectificeren 'beter maken, gezond maken' in dat swert elleborus ... rectificeret oft maket dat heel lichaem ghesont 'de zwarte helleborus (kerstroos) maakt het hele lichaam gezond' [1511; Herbarius i.D.], rectificeren 'recht maken; verbeteren, betrouwbaar maken' [1553; Van den Werve], ende het kan gebeuren, soomen niet en rectificeert, dattet in langen tyt wel eenen heele dach schillen soude 'en als men niet corrigeert kan het gebeuren dat het (een uurwerk) over een lange periode wel een hele dag afwijkt' [1626; iWNT]; nnl. 'verbeteren, rechtzetten' in Ik moet even rectificeeren wat ik de vorige keer heb gezegd, het blijkt niet juist te zijn [1948; iWNT].
Ontleend, al dan niet via Frans rectifier 'herstellen, rechtzetten (van een verkeerd geciteerde tekst o.i.d.)' [1687; Rey], eerder al 'verbeteren, hervormen' [1280; Rey], ontleend aan middeleeuws Latijn rectificare '(weer) op de rechte weg brengen', gevormd uit klassiek Latijn rēctus 'recht, rechtuit, rechtstreeks' recht 1 en fācere 'maken, doen', zie feit.
Fries: rektifisearje


  naar boven