1.   kapotje zn. 'condoom'
categorie:
verkorting, leenwoord
Nnl. capote anglaise 'condoom' [1863; Kramers II], kapotje 'id.' in ze maken moraal, lullen over Tolstoï en koopen kapotjes [1896; WNT kapot II].
Verkorting van capote anglaise, dat is ontleend aan Frans capote anglaise 'condoom' [1836; Rey], letterlijk 'Engelse beschermkap'. Ook in het Frans bestond wel de verkorting capote, maar deze was weinig gebruikelijk. Het verkleinwoord in het Nederlands werd kapotje, identiek aan het verkleinwoord van kapot 'overjas', zie kapotjas.
Over de Franse benaming capote anglaise bestaan vele theorieën. Het eerste woord is een eufemisme met de algemene betekenis 'iets omhullends'; de verwijzing naar Engeland zou te maken kunnen hebben met de herkomst van de eerste rubberen condooms in Frankrijk.
Het woord is in het Nederlands aan het verouderen als gevolg van de sociale aanvaardbaarheid van het gebruik van het condoom, waardoor de term condoom uit de taboesfeer is gehaald.
Literatuur: M. De Coster (1998), 'Voeten wassen met je sokken aan. De geschiedenis van het condoom', in: Trefwoord 13, 192-196


  naar boven