1.   villen ww. 'van de huid ontdoen'
Onl. eerst alleen de afleidingen fillinga (ook fillunga) 'geseling' en bifillen 'geselen' in ik uuas befillit allan dag 'ik werd de hele dag gegeseld' [alle 10e eeuw; W.Ps.], dan het simplex in Er wolte thur gotes willen thissen lif villen 'hij wilde om Gods wil dit lichaam kastijden' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. villen 'van de huid ontdoen' [1240; Bern.].
Os. fillian (mnd. villen); ohd. fillen (mhd. villen); nfri. fille; alle 'van de huid ontdoen', ohd. ook 'geselen'; < pgm. *fellijan-.
Afleiding van pgm. *fella- 'huid', zie vel.
De betekenis 'geselen', die in het Oudhoogduits gewoon is en ook in het Oudnederlands is aangetroffen, is in het Middelnederlands zeer zeldzaam. Misschien is het voorkomen van deze betekenis in het onl. daarom toe te schrijven aan invloed van het Oudhoogduits.
Fries: fille


  naar boven