71.   sinaasappel zn. 'citrusvrucht (citrus sinensis)'
categorie:
geleed woord, geoniem
Vnnl. in De Chinas-appelen, die voor dezen niet als van rijke en vermogende Luiden gegeeten plachten te worden, moeten nu hun tanden (t.w. van de dienstmaagden) ook al bezuuren [1682; WNT], Dan moet ik na den Dam om Sinaas Appelen te koopen [1693; WNT].
Genoemd naar het land van herkomst China. Hetzelfde woord als appelsien (woordmetathese).
De bittere of zure sinaasappel (Citrus aurantium) uit Voor-Indië kwam in de middeleeuwen via de Perzen bij de Arabieren terecht, die de vrucht en de boom via Sicilië in Zuid-Europa brachten. De zoete sinaasappel (Citrus sinensis), die in de 16e eeuw door de Portugezen uit China werd geïmporteerd, verdrong de zure variant als hand- en perssinaasappel; de bittere (Engels: Sevilla orange) handhaafde zich als vrucht van de oranjeboom, en als bron van oranjebitter [1851; Bomhoff], oranjemarmelade [1914; Van Dale], enz., waardoor oranje voor 'sinaasappel' ook bij ons is binnengekomen. Zie verder oranje. Omdat de Portugezen de zoete Chinese variant naar het Westen hadden gebracht, wordt deze in het Italiaans ook wel portogallo genoemd, in het Roemeens portocală, in het Grieks portokáli en in het Bulgaars portokal.
Literatuur: Sanders 1995; Philippa 2008, 28-30
Fries: sinesappel, synappel
72.   sisal zn. '(weefsel van de) bladvezels van de Agave sisalana'
categorie:
leenwoord, geoniem
Nnl. sisal 'vezelsoort' in Sisal en andere Hennep Soorten [1876; Gelderlander] (in een advertentie), in samenstellingen, zoals in cocostouw, sisaltouw, henneptouw [1912; WNT Aanv.], de cultuur van suiker, kokosnoten en sisal [1917; Groene Amsterdammer], Gemengd met cocosvezels, maakt men van sisal ... grove weefsels voor vloermatten [1947; WNT Aanv.].
Wrsch. ontleend aan Engels sisal [1843; BDE] of Duits Sisal [20e eeuw; Kluge]. Het woord is een geoniem: de vezel is genoemd naar de haven Sisal op het schiereiland Yucatán in Mexico, vanwaar sedert ca. 1840 deze vezels werden uitgevoerd.
Literatuur: Sanders 1995
Fries: sisel
73.   sjalot zn. 'kleine ui'
categorie:
leenwoord, geoniem
Nnl. chalotte 'kleine ui' in De Chalotten brengen voort smalle ajuynachtige bladeren, maer geen steel, bloemen, noch zaet [1682; Herbarius Nl.], Cellery, Porei, Ajuin, Chalotten 'selderie, prei, ui, sjalotten' [1714; WNT prei], dan ook sjalot in augurkjes, sjalotten [1901; WNT zuur II].
Ontleend aan Frans echalotte 'uitje' [ca. 1500; TLF], een variant van ouder échalogne [14e eeuw; TLF], nog ouder eschaluigne [ca. 1140; TLF], vulgair Latijn escalonia, klassiek Latijn (caepae) Ascalōniae '(uien) uit Ascalon', genoemd naar de stad Asjkelon, Ascalon in Palestina, gelegen aan de Middellandse Zee ten noorden van Gaza; in de vruchtbare omgeving werden onder andere deze kleine uitjes verbouwd.
De uitjes waren al bij de Romeinen bekend, Plinius de Oudere noemt ze in zijn Naturalis Historia (77 na Chr.).
Literatuur: Sanders 1995
Fries: selot, sjalot
74.   tabasco zn. 'pikante saus'
categorie:
leenwoord, geoniem, merknaam
Nnl. tabasco 'zeer pikante saus' in tomatensap met een druppel tabasco en wat worcestershiresauce [1965; Leeuwarder Courant], tabasco 'pikante saus van peper, azijn en zout' [1989; Sanders 1995].
Ontleend aan Amerikaans-Engels tabasco 'pikante saus' [1878; OED], eerder al tobasco 'id.' [1876; OED], verkorting van Tabasco pepper sauce, vernoemd naar Tabasco, een rivier en ook de naam van een deelstaat, in Mexico. De peperige saus was ontwikkeld en vernoemd door de Amerikaan E. McIlhenny, die in Mexico kennis had gemaakt met de zeer hete "Spaanse" peper Capsicum frutescens. Hoewel hij in 1902 Tabasco pepper sauce als merknaam deponeerde, is tabasco een soortnaam geworden, zoals ook aspirine.
Literatuur: Sanders 1995
Fries: tabasko
75.   tierelantijn zn. 'overdreven versiersel'
categorie:
geleed woord, leenwoord, geoniem
Nnl. tier(e)lantijnen, tier(e)lantijntjes 'overdreven versiersels' in Maar L. bevielen die tierlantijnen niet (over een mutsje met krullerige versiersels) [1861; WNT], ik houd niet van tierlantijntjes (over een nieuw gebouwd huis) [1884; Groene Amsterdammer].
Gevormd bij een woord voor een 'halfwollen, halflinnen stof', mnl. tierentein, tieretein, tierentey, vnnl. tierliteyn [1540; Toll.] en tierelatay [1683; WNT tieretein], ontleend aan Frans tiretaine 'halfwollen, halflinnen stof' [1245; TLF]. Het Franse woord is wrsch. een afleiding van tiret 'kostbare stof, kostbare lap' [ca. 1140; TLF] dat zelf gevormd is met het verkleiningsachtervoegsel -et van tire 'zijden stof' [ca. 1180; TLF], ontstaan uit middeleeuws Latijn tyrius 'zijde uit Tyrus, havenstad in Fenicië' [9e eeuw; TLF]. In vnnl. sucken hope tierentayen, Als dat volck an heur klieren nayen [1619; WNT tieretein] heeft tierentay zowel de betekenis 'stof' als 'tierelantijn'. Ook Spaans tiretaña 'fragiele zijden stof' kent de figuurlijke betekenis 'bagatel'.
Fries: tierlantijntsjes

Vorige 10 lemmata
  naar boven