1.   interval zn. 'tussentijd, tussenruimte'
categorie:
leenwoord
Mnl. dintervalle of tusschenmale 'de tussenpozen of tussentijden (waarin men niet ziek is)' [1485; MNW]; vnnl. interval 'tussentijd' [ca. 1510; WNT vertrek]; nnl. interval (in de muziek) 'afstand tussen twee tonen' [1883; WNT].
Via Frans intervalle 'tussentijd' [13e eeuw; Rey] ontleend aan Latijn intervallum 'tussentijd, pauze', oorspr. 'tussenruimte, afstand' en gevormd, wrsch. als militaire term, uit inter- 'tussen' en vallum 'verschansing, wal', zie wal.
Het woord wordt hoofdzakelijk gebruikt in de betekenis 'tussentijd'. Daarnaast betekent het ook 'afstand tussen twee tonen' en in de natuurkunde 'afstand tussen twee grootheden'.


  naar boven