1.   impromptu zn. 'voor de vuist geschreven of gezegd vers; schijnbaar geïmproviseerd muziekstuk'
categorie:
leenwoord, bedenker bekend
Nnl. impromptu "een vers voor de vuist vervaardigd, onvoorbereid; ook een in haast bereide maaltijd" [1824; Weiland], "iets, dat zonder voorbereiding, voor de vuist is gemaakt, eene snel opgevatte, zinrijke gedachte, fijne, schrandere scherts of inval" [1847; Kramers], 'voor de vuist gespeeld muziekstuk' [1919; Koenen].
Ontleend aan Frans impromptu 'id.' [1663; Rey], gebruik als zelfstandig naamwoord van de aan het Latijn ontleende uitdrukking in promptu 'bij de hand, gereed', waarin het zn. prōmptus 'gereedheid, het zichtbaar zijn' is afgeleid van het werkwoord prōmere 'doen verschijnen, eruit halen', zie prompt.
Het Franse zn. werd geïntroduceerd door de Franse schrijver Jean-Baptiste Molière (1622-1673) in de blijspeltitel L'Impromptu de Versailles.


  naar boven