1.   sermoen zn. 'preek'
categorie:
leenwoord
Mnl. Ten sermone 'naar de preek' [1236; VMNW], sermoen 'preek' [1265-70; VMNW], sermoen 'moraliserende vertelling' [1287; VMNW].
Ontleend aan Frans sermon 'toespraak, (stichtelijke) woorden' [ca. 980; Rey], ook 'moraliserende verhandeling' [ca. 1131; Rey], een ontlening aan Latijn sermō (genitief sermōnis) 'gesprek, dispuut, spreektaal, uiting, preek', verwant met serere 'aaneenrijgen', zie serie.
Fries: sermoen


  naar boven