1.   prijzen 2 ww. 'loven'
categorie:
leenwoord, geleed woord
Mnl. prisen 'belang hechten aan, waarderen' in lottel prisen 'weinig waarde hechten aan' [1240; Bern.], 'roemen, loven' in wat geschit es derre nonnen die ic ... gepriset hebbe 'wat er geschied is met de non over wie ik lovend gesproken heb' [1265-70; VMNW], 'de prijs bepalen' in priesden ende satten vp .x. mark 'taxeerden en vaststelden op 10 mark' [1277; VMNW]; vnnl. prijsen 'roemen, loven, eren' in elck prijsde Sijn Goddelijcke macht 'allen bewezen eer aan Gods macht' [ca. 1540; WNT], 'taxeren, keuren, schatten' [1599; Kil.].
Ontleend aan Frans priser 'waarderen, op prijs stellen', ouder preiser 'schatten, de waarde bepalen' en 'waarde hechten aan, belangrijk vinden' [beide ca. 1100; TLF], ontwikkeld uit Laatlatijn pretiare 'waarderen, prijzen', een afleiding van klassiek Latijn pretium 'prijs, waarde, koopsom, beloning', zie prijs.
Fries: priizje, priizgje


  naar boven