1.   reden zn. 'grond, motief, oorzaak'
categorie:
erfwoord
Mnl. reden(e), rede 'oorzaak, grond; denkvermogen; redenering, spraak, vertelling' in Nog iser ander reden war vombe man scuwen sal voncuosgheit 'er is nog een tweede reden waarom men onkuisheid moet mijden' [1270-90; VMNW].
Oorspr. een nevenvorm van rede.
Fries: reden


  naar boven