1.   aak 2 zn. 'loofboom uit de esdoornfamilie (Acer campestre)'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Nnl. aak '(Spaanse) eik' [1872; Dale]. Mnl. al in het stoffelijk bn. akijn 'eikenhouten?' [1339-45; MNW]. Daarnaast staan nog boomnamen als aecker [1567; Nomenclator] en aecker, aeckeboom [1599; Kil.] (genoemd als Hollandse vormen).
Wrsch. een dialectische variant van eik.
De Nederlandse plantennomenclatuur kent de aak alleen als Spaanse aak, hoewel het een inheemse boomsoort is.


  naar boven