1.   aarzelen ww. 'weifelen'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. erselen, arselen 'achteruitgaan' [14e eeuw; MNW] naast ouder eersen 'achteruitgaan, terugkrabbelen' [begin 15e eeuw; MNW], en bijv. ook in de samenstelling mnl. aerselmaent 'oktober (= de maand waarin de dagen korter worden)'; vnnl. Aerselen, erselen 'terugtrekken' [1599; Kil.], eerselen 'weifelen' [ca. 1600; WNT].
Mnl. eersen 'achteruitgaan', dat nog in de 17e eeuw voorkomt, is naar het voorbeeld van Frans reculer 'achteruitgaan' (bij cul 'achterste') afgeleid van mnl. ers, aers 'aars', zie aars. De vorm erselen, arselen is een frequentatief bij dit werkwoord.


  naar boven