1.   berispen ww. 'terechtwijzen'
categorie:
geleed woord
Mnl. berespen 'schelden, straffen' [1265-70; CG II, Lut.K], Ihesus berispdene 'Jesus wees hem terecht' [1399; MNW-P], beruspen 'bestraffen' [1458; MNW-P]; vnnl. berispen 'terechtwijzen' [1688; WNT], berespen 'id.' [1567; WNT].
Afleiding met be- van een werkwoord *rispen, *respen 'afkeuren, terechtwijzen', dat in het Middelnederlands niet meer voorkomt, maar nog wel te vinden is in de Oudnederlandse vervoegde vorm respias 'jij laakt' [10e eeuw; W.Ps.].
Mnd. berepsen, berispen 'berispen'; mhd. berefsen, berespen; nfri. berispje. Zonder voorvoegsel: os. ripson, repsian 'berispen'; ohd. refsen, repsen, respen 'kastijden, straffen'; oe. ræfsan, ræpsan 'berispen'; on. refsa 'kastijden, straffen' (nzw. räfsa 'harken'); < pgm. *rapsian-, *rafsian- 'bestraffen'. De wisseling van vormen met -ps- en -fs- is het gevolg van het feit dat de oorspr. combinatie -sp- niet onderhevig was aan de Germaanse klankverschuiving; waar -sp- was omgedraaid (zoals in wesp) vond wel verschuiving plaats: -ps- > -fs-. De variante vormen die hiervan het resultaat waren beïnvloedden elkaar daarna.
Verder misschien verwant met: Grieks eréptesthai 'plukken'; Albanees rjep 'uittrekken, beroven'; bij de wortel pie. *h1rep- 'rukken, grijpen'.
In het Nederlands, en gedeeltelijk ook in het Middelneder- en Middelhoogduits, heeft metathese van -ps- naar -sp- plaatsgevonden, net als in wesp. De overgang van -e- naar -i- in de stam zou het gevolg kunnen zijn van dialectverschillen (FvW), maar het zouden ook affectieve varianten kunnen zijn (NEW).
Fries: berispje


  naar boven