|
1. |
beri-beri zn. 'bepaalde ziekte' categorie: leenwoord, uitleenwoord Vnnl. barbary 'zekere ziekte' [1660; WNT], beriberij [1694; WNT]; eerder noemt de Nederlander J. Bontius in een Latijnse verhandeling de ziekte ook reeds Beriberij [1631; Yule/Burnell]. Wrsch. via het Maleis uit Singalees beri 'zwakte'. De reduplicatievorm zal eveneens aan het Singalees ontleend zijn. Frans béribéri [1665] is wrsch. via het Nederlands ontleend. De oudere vorm Frans berber [1617] is via Portugees berebere [1568] ontleend. De ziekte wordt veroorzaakt door gebrek aan de in het vlies van de rijstkorrel voorkomende vitamine B1; de symptomen van beri-beri werden al in de 16e eeuw op Ceylon waargenomen.
|
naar boven
|