1.   staven ww. 'bevestigen'
categorie:
erfwoord
Mnl. staven in de verbinding die ede staven 'de eed voorzeggen om te laten herhalen', zoals in de Scoutete en mach deede njet stauen 'de schout mag de eed niet voorzeggen' [1253; VMNW], 'vastmaken, bevestigen', zoals in dat die gulde ... ghestavet ... zi na ordenancie 'dat de gulden aan vaste voorschriften gebonden is volgens verordening' [1306; MNW] en 'onder ede beloven' [1477; Teuth.]; vnnl. staven 'vaststellen, bevestigen' [1588; Kil.]; nnl. ook 'bewijzen', zoals in met gestaafden oorlogsmoet 'met bewezen moed in de oorlog' [1709; iWNT].
Os. -stevon 'stijf, star zijn' (mnd. staven 'een eed voorzeggen'); ohd. stabōn 'een eed afleggen', stabēn, stabōn 'stijf, hard zijn' (mhd. staben 'star, stijf worden; een eed voorzeggen'); ofri. stavia 'een eed voorzeggen of afleggen'; oe. stafian 'een eed voorzeggen'; on. stafa 'id.' (nzw. stava); < pgm. *stabijan-, *stabōn-, *stabēn-. Nfri. stav- in staverje (met frequentatiefmorfeem) 'spellen' en stoai- in boekstoaiing 'spelling' gaan eveneens op de wortel *stab- terug.
Afleiding van de wortel van staf, maar het betekenisverband is onzeker. Men kan uitgaan van de betekenis 'stok, staf', en wel de rechtersstaf, die onder meer werd gebruikt bij het afleggen van eden. De rechter zegde de eedformule woord voor woord voor met zijn staf in de hand, terwijl de beklaagde onder aanraking van de staf de woorden herhaalde. Overdracht van betekenis lijkt hier waarschijnlijk. Zeker in de christelijke tijd werden eden echter ook afgelegd met de hand op een relikwieënkastje, het altaar of een kruis of helemaal zonder handoplegging, terwijl ook dáárvoor in de rechtsteksten uit die tijd de term 'een eed staven' wordt gebezigd.
Men kan ook uitgaan van de betekenis staf 'letter' (NEW); de eed werd immers als het ware 'voorgespeld'. De continentaal West-Germaanse dialecten kenden deze betekenis van staf echter niet; zij hadden voor 'letter' *bōk-, waaraan later staf werd toegevoegd, zie boekstaven.
Een derde theorie (Von Amira 1909) leidt de betekenis van staven 'bevestigen' niet af van die van staf zelf, maar van een van de werkwoordelijke betekenissen van de onderliggende Indo-Europese wortel, namelijk 'stijf, star maken'. Het afleggen van een eed is van oudsher onderworpen aan een zeer sterk formalisme. Degene die de eedformule voorzegde, maakte deze als het ware star = stelde deze vast, zodanig dat afwijking daarvan door de eedaflegger de eed ongeldig maakte. De soortgelijke Middelnederlandse uitdrukking enen den eet steden 'voor iemand de eed vaststellen' is een argument voor de juistheid van deze theorie, evenals de betekenis van het woord eedstaf (geattesteerd in andere Germaanse talen), namelijk 'eedformule'. Aan het eind van de middeleeuwen schijnt de uitdrukking niet overal meer begrepen te zijn. Men gaat dan een voorzetselbepaling gebruiken, bijv. met een eed staven 'onder ede beloven' en er ontstaan afgeleide betekenissen als 'beëdigen' en 'bewijzen'.
Literatuur: K. von Amira (1909), Der Stab in der germanischen Rechtssymbolik, in: Abhandl. der Kön. Bayr. Akad. der Wissenschaften, Philosophisch-philologische und hist. Klasse, XXV. Band, 1. Abhandlung, S. 1-180, hier 92-94; R. Schröder (19327), Lehrbuch der deutschen Rechtsgeschichte, S. 395
Fries: staavje (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven