1.   gillen ww. 'luid en schel schreeuwen'
categorie:
erfwoord
In het mnl. uitsluitend in de vorm ghellen, bijv. 1 hont beghinnet ghellen 'een hond begint te janken (of: luid te blaffen?)', 1 zwijn ghellet 'een varken gilt' [beide 1287; CG II, Nat.Bl.D]. Daarna vanaf vnnl. ghillen 'sissen, fluiten, gieren, etc.' [1588; Claes 1994a], ghillen 'id.' [1599; Kil.], gilden (pret.) 'kraakten, knarsten' [voor 1638; WNT]. Het werkwoord heeft in het mnl. naast de sterke verleden tijd: Tibert ... gal 'Tibert krijste' [1460-80; MNW-R], ook al een zwakke verleden tijd: een jonge vigghe ghelde 'een jonge big gilde' [1350-1410; MNW-R].
In de andere Germaanse talen komt het werkwoord voor met -e- als stamklinker, en is het sterk: mnd. gellen, ohd. gellan, oe. giellan (ne. yell, zie yell). on. gjalla (ouder nzw. gälla); < pgm. *gellan- uit ouder *gelnan-. Verwant met mnl. galen 'lawaai maken', zie galm en nachtegaal.
Voor de -i- vanaf het Vroegnieuwnederlands noemt NEW als mogelijke verklaring Nederlandse verandering van e tot i onder invloed van de voorafgaande g- (zoals ook juk en juffrouw waar o tot u is geworden onder invloed van de voorafgaande j-); dit is mogelijk maar onzeker. Eerder is gillen klankwettig in dialecten ontstaan; in het oosten en zuiden (Kiliaan 1599 voorziet het woord van de aanduiding 'Hollands, Rijnlands') komt umlaut voor in de 2e en 3e pers.ev. presens van sterke werkwoorden (de zogeheten e-i-Wechsel). Vanuit de dialecten kan het hele presens -i- hebben gekregen en het feit dat het om een expressief (ook wel "affectief") woord gaat, kan aan de verspreiding hebben bijgedragen. NEW verklaart de -i- als 'affectieve klinkervariant', maar het is niet erg waarschijnlijk dat de expressiviteit van een woord spontaan tot klinkervariatie leidt. Als er klinkervariatie bestaat, kan echter wel gekozen worden voor de meest expressieve klinker.
gil zn. 'luide en schelle kreet'. Vnnl. gil 'id.' [1671; WNT]. Een vrij recente afleiding van het werkwoord gillen.
Fries: skreauwe


  naar boven