1.   aantonende wijs
categorie:
geleed woord
Zie: wijs
2.   aanvoegende wijs
categorie:
geleed woord
Zie: wijs
3.   gebiedende wijs
categorie:
geleed woord
Zie: wijs
4.   onbepaalde wijs
categorie:
geleed woord
Zie: wijs
5.   wijs 1 zn. 'modus'
Vnnl. wyze [1584; Twe-spraack], wijze [1633; Van Heule], wijs [1649; Kók].
Hetzelfde woord als wijze 'manier', zie aldaar voor de betekenis wijs 'melodie' en voor het ontstaan van de betekenisdifferentiatie tussen wijze en wijs. Als taalkundige term is wijs 'modaliteit van de zin, de verhouding van de inhoud ervan tot de werkelijkheid, d.w.z. of er naar de voorstelling van de spreker sprake is van een werkelijkheid, een wenselijkheid, een bevel enz.' een leenvertaling van Latijn modus 'manier', zie mode.
Een andere, voor de hand liggende maar niet beklijfde vertaling was vnnl. manier [1568; Radermacher], manier(e) [1625; Van Heule].
aanvoegende wijs 'conjunctief'. Vnnl. aenvougende wijze [1633; Van Heule], an-voeghende wijs, an-voegher [1649; Kók], aenvoegende wyze [1706; Moonen]. Leenvertaling van Latijn modus coniunctīvus, bij het werkwoord coniungere (verl.deelw. coniunctum) 'samenvoegen'. De eerste termen wisselden nogal door het zoeken naar een optimale vertaling, zoals samenvoeghingh [1605; Heyns] of ondervouglicke manier [1625; Heule]. De term coniunctivus 'samenvoegend, verbindend' duidt op gebruik in afhankelijke (aanvoegende) zinnen. In het Nederlands wordt de term aanvoegende wijs thans ook gebruikt ter aanduiding van vormen die op de vroegere optatief teruggaan, die vrij in hoofdzinnen gebruikt kan worden, waardoor de oorspr. betekenis 'schikkend' verloren is gegaan. Tegenwoordig duidt de term de vorm van het werkwoord aan die beoogt niet de werkelijkheid als zodanig aan te geven, maar de werkelijkheid die gewenst of mogelijk is. Daarnaast wordt in de Nederlandse taalkunde ook de internationale term conjunctief gebruikt, die in en m.b.t. andere talen dikwijls te onderscheiden is van de optatief. ◆ aantonende wijs 'indicatief'. Vnnl. tonende wijze [1633; Van Heule], toóner [1649; Kók] aentoonende wyze [1706; Moonen], aantoonende wijs [1799; Weiland]. Leenvertaling van Latijn modus indicātīvus, bij het werkwoord indicāre (verl.deelw. indicātum) 'aanwijzen'. De eerste termen wisselden nogal door het zoeken naar een optimale vertaling, zoals verconding [1605; Heyns] of verkondigende maniere [1625; Van Heule]. De aantonende wijs duidt vooral op die vorm en/of gebruikswijze van het werkwoord, die beoogt werkelijke feiten aan te tonen of wijzen. De internationale benaming is nog steeds indicatief. ◆ gebiedende wijs 'imperatief'. Vnnl. gebiedende manier/werkwoort [1625; Van Heule], gebiedende wijze [1633; Van Heule], Ghe-biedende Wijs [1649; Kók]. Leenvertaling van Latijn (modus) imperātīvus. Vormcategorie van het werkwoord die gebruikt wordt ter uitdrukking van een gebod.
Literatuur: Ruijsendaal 1989; Collart 1972
Fries: wize
6.   wijs 2 bn. 'verstandig'
Onl. wīs 'verstandig' in einen wisen man 'een wijze man' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. wijs in eine magit edele ende wis 'een edele en verstandige jonge vrouw' [1201-25; VMNW], wijs van sinne 'wijs van geest' [1276-1300; VMNW]; nnl. in de uitdrukking wijs worden uit 'kunnen begrijpen' als in Zo veel ik uit ... wys kan worden [1785; iWNT].
Os. wīs (mnd. wīs); ohd. wīs, wīsi (nhd. weise); ofri. wīs (nfri. wiis); oe. wīs (ne. wise); on. víss (nzw. vis); got. -weis; alle 'wijs, verstandig', < pgm. *wīsa- 'wijs, verstandig'.
Behoort bij de wortel pie. *ueid- 'zien' van weten. Het gaat of om een perfectumvorm pie. *ueid-to- die met Primärberührung tot pgm. *weissa- en met monoftongering en vereenvoudiging van de medeklinker tot pgm. *wīsa- werd, of om een -s-afleiding bij dezelfde wortel, pie. *ueid-so-, die zich door assimilatie op dezelfde manier tot pgm. *wīsa- ontwikkelde.
wijselijk bw. 'met wijs inzicht'. Onl. wīslīko 'verstandig', in de spelling uuislico 'id.' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. wisleke 'op verstandige wijze' [1240; Bern.], wijslec 'id.' [1315-35; MNW-P], wijslijc 'id.' [1340-60; MNW-R], wijsselijc 'id.' [1390-1410; MNW-R]; vnnl. wijselic als uitdrukking dat de spreker iets verstandig vindt in ... wijselic afghedaen ende op de turre verborghen '(altaarstukken werden) wijselijk weggehaald en in de toren verborgen' [1566; WNT]. Afleiding van het bn. wijs met het bijwoordelijke achtervoegsel -lijk en een epenthetisch e.
Fries: wiiswyslik


  naar boven