1.   essentie zn. 'hoofdzaak'
categorie:
leenwoord
Vnnl. essentie 'het wezen' in Wiens bloet die essentie des Vaders so heeft versoet [1500-50; Mak], een vijfste essentie [1560; WNT veranderen].
Ontleend aan Latijn essentia 'het wezen van iets', afleiding van het teg.deelw. van esse 'zijn', zie zijn 1.
Naast essentie bestaat ook het woord kwintessens of quintessens (quinta essentia uit vytriool, ut coperoot met quicsilver [1514; MNW]), uit Frans quintessence [ca. 1265 als quinte essence; Rey], leenvertaling van middeleeuws Latijn quinta essentia 'de vijfde essentie', dat weer een leenvertaling is van Grieks pemptèousia. Bij Aristoteles was dit woord synoniem met wat nu ether wordt genoemd, ofwel het vijfde element, gedestilleerd uit de andere vier elementen water, vuur, aarde en lucht. In de middeleeuwse alchemie begon dit begrip een eigen leven te leiden. Het vijfde, spirituele en volmaakte element werd niet verkregen door gewone alchemistische handelingen maar op spirituele wijze door het 'filosofisch vuur'. Zo werd de spiritus ('geest') of quintessence van een (immaterieel) object verkregen. In de 19e eeuw begint quintessens de algemenere betekenis 'het voornaamste, hoofdzaak' te krijgen, om vervolgens, in de tweede helft van de 20e eeuw, deze rol vrijwel geheel aan essentie af te staan. Dat essentie, eerder synoniem met essence, deze betekenisvernauwing heeft ondergaan, is ongetwijfeld mede het gevolg van het bestaan van het bn. essentieel 'wezenlijk'.
â—† essentieel bn. 'wezenlijk'. Vnnl. 'wezenlijk' in het principaelste ende essentieelste [1658; WNT]. Ontleend aan Frans essentiel 'wezenlijk, onmisbaar' (in de afleiding essentialment [ca. 1200; Rey]).


  naar boven