1.   bedotten ww. 'beetnemen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. bedodden 'bedriegen' [1573; Thes.]; daarnaast bedotten, bedutten '(iemand) verbijsteren, suf maken': ick stont gheheel bedut 'ik was geheel verbijsterd, beduusd' [1612; WNT bedutten], bedodt (verl.deelw.) 'versuft, verbijsterd' [1626; WNT voorbarig]; met overgang van betekenis bedot (verl.deelw.) 'bedrogen' [1632; WNT beschimpen], bedutte 'bedroog' [1648; WNT bedotten]; nnl. bedotten 'beetnemen' [1721; WNT bedotten].
Bedodden is een afleiding met be- van het Middelnederlandse werkwoord dodden 'voor de gek houden'. In de 17e eeuw wordt bedodden verward met bedotten, bedutten 'verbijsteren, sufmaken', wrsch. een afleiding met be- van het Middelnederlandse werkwoord dutten, doten 'razen, gek zijn'. Deze verwarring werd wellicht veroorzaakt door het tevens naast elkaar bestaan van de zn. dot en dod en de bn. doddig en dottig, zie doddig.
Oost-Fries bedudjen, bedutjen 'bedriegen'; oe. bedyderian 'id.'. Daarnaast staan vormen zonder voorvoegsel: mnl. dodden 'dwaas zijn' [MNHW], 'gekheid maken, voor de gek houden' [1477; Teuth.]; mnd. duddeslach 'duizelig makende klap'; ofri. dud 'verdoving'; oe. dyd(e)rian 'bedriegen' (ne. diddle 'bedotten; schudden', dodder 'beven'); nno. dudra 'beven'. Ook komen verwante vormen met -t(t)- voor: mnl. dutten 'razen, woeden' [1450-1500; MNW] (zie dutten), doten 'krankzinnig zijn'; mnd. doten 'doldriftig zijn', vordutten; me. doten 'zich dwaas gedragen' (ne. dote 'verzot zijn op'). Alle Germaanse vormen gaan terug op de wortel pgm. *dud-, met de geminaties *dudd-, *dutt- 'schudden, bedriegen' < pie. *dheudh- 'dwarrelen, schudden, in de war brengen' (IEW 264).
P.C. Hooft spelt het verl.deelw. als bedodt 'versuft' (een analogische -d- met een fonetische -t; zijn spelwijze van het zn. bloedt volgt hetzelfde principe). Blijkbaar verbond hij bedot niet met bedotten, bedutten maar met bedodden, wat erop wijst dat beide werkwoorden in de 17e eeuw niet meer duidelijk onderscheiden werden; hetzelfde geldt voor de 17e-eeuwse vorm bedodt 'verward, verbijsterd' (Frederiks).
Literatuur: J. Frederiks (1883) 'Joannes Six van Chandelier', in: TNTL 3, 265


  naar boven