|
1. |
brandewijn zn. 'soort sterke drank' categorie: geleed woord, uitleenwoord Mnl. brantwijn [1300-50; MNHWS]. Ook vormen met metathese komen voor: mnl. barnwiin [1464; MNHWS], bernewin, berndewijn [16e eeuw; MNHWS]. Mnd. bernewin (waaruit ozw. brænnewin, nzw. brännvin), brandewin; mhd. brantwin (nhd. Branntwein 'brandewijn' en Weinbrand 'Duitse cognac' [eind 19e eeuw]). Het is niet duidelijk of deze vormen aan het Middelnederlands ontleend zijn. Nfri. brandewyn, ba(e)rnde wyn. Het eerste lid gaat terug op het werkwoord branden in de betekenis 'destilleren'; het tweede is wijn. De oorspr. vorm was (ge)brande wijn. Engels brandy (wine) en Frans brandevin zijn in de 17e eeuw uit het Nederlands overgenomen, zie brandy. Fries: brandewyn
|
naar boven
|