1.   buitelen ww. 'tuimelen'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief
Vnnl. buytelen 'tuimelen, springen' [1612; WNT voortbrengen], beytelen [1617; WNT], beutelen [1618; WNT].
De herkomst is onzeker. Misschien een frequentatief bij een ontlening aan Frans buter, onder andere 'aanstoten, struikelen' [16e eeuw; Rey], een afleiding van but 'doel', zie buut.
Buitelen is een van de weinige woorden waarin de -ui- van oudsher een tweeklank is geweest (alle overige ui's zijn gediftongeerde lange ū's). Hieronder vallen in elk geval de woorden die eindigen op -ui (bijv. bui, lui). De klank komt ook voor bij enkele leenwoorden (bijv. fruit, fluit, luifel, wambuis). Deze woorden zijn vooral herkenbaar aan de variatie in spelling (oi, oei, eui, ei, etc.) tot in de 17e eeuw. In de taalkundige literatuur (Schönfeld 1970, par 75; Van Bree 1987, 126-127) wordt deze klank ook wel ui2 genoemd.


  naar boven