1.   zenden ww. 'sturen, naar een andere plaats doen gaan'
Onl. senden 'sturen, naar een andere plaats doen gaan' in sanda fan himele in ginereda mi 'Hij zond (hulp) vanuit de hemel en verloste mij' [10e eeuw; W.Ps.], ik sal uch beithen na imo senden 'ik zal jullie beiden naar hem sturen' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. senden in Den got dare hadde gesant 'die God daarheen had gestuurd' [1200; VMNW].
Os. sendian; ohd. senten (nhd. senden, zie ook gezant); ofri. senda (nfri. seine, in: seinboade 'zendbode'); oe. sendan (ne. send); on. senda (nzw. sända); got. sandjan; alle 'zenden'; < pgm. *sandijan-.
Causatief met grammatische wisseling bij een niet-geattesteerd werkwoord *sinþan- 'reizen, gaan'. Van dezelfde wortel is ook pgm. *sinþa- (< ouder *senþa-) 'weg, reis, tocht' afgeleid, waaruit: os. sīð; ohd. sind (mhd. sint); oe. sīþ; on. sinn; got. sinþs; alle met betekenissen als 'weg, tocht, reis; lot; keer, maal' en zie ook gezin. Hierbij bestond ook een zwak werkwoord *sindōn- 'reizen', waaruit: os. sīðōn; ohd. sindōn; oe. sīðian; on. sinna.
Pgm. *sinþa- is verwant met Oudiers sét 'weg', Welsh hynt (Proto-Keltisch *sentu-); en misschien Armeens əntcacc 'weg'; < pie. *sent- 'reis, tocht'. Mogelijk is dit dezelfde wortel als pie. *sent- 'waarnemen, bemerken' (LIV 533) Latijn sentīre, zie verder bij sentiment.
In de verleden tijd trad geen umlaut op (zie hebben), bijv. in onl. sanda 'hij zond'. In het Nederlands heeft het woord zich uiteindelijk aangesloten bij de sterke werkwoorden van de derde klasse.
Fries: seine (in: seinboade, seinbrief)


  naar boven