1.   genius zn. 'beschermgeest; persoon met veel invloed op een ander'
categorie:
leenwoord
Nnl. dat mij een gelukkige genius geinspireert heeft [1798; WNT zien], de Genius van Europa 'de beschermgeest van Europa' [1804; WNT], dat een goede genius mij ... naar Brugge voeren zou [1879; WNT doorschrijden].
Ontleend aan Hoogduits genius, waar het in de 16e eeuw, de tijd van het humanisme, bekend werd als 'beschermende geest van een persoon, volk of land', uit klassiek Latijn genius 'beschermgeest', zie genie 1.
Genius komt vooral nog voor in de combinaties goede genius en kwade genius. Tot de 18e eeuw werd het Latijnse begrip genius meestal weergegeven met Nederlandse vertalingen als geest, beschermgeest of beschermengel.


  naar boven