1.   aritmetica zn. 'rekenkunde'
categorie:
leenwoord
Mnl. astronomie, arismerike ende geometrie [1285; CG II, Rijmb.], Logike, nature, astronomie, Arismetike, geometrie [1300-25; MNW-R]; vnnl. arithmetijcke [1553; Werve], arithmetica [1591; WNT].
Zowel ontleend aan Frans arithmétique als rechtstreeks (zoals te zien aan de spelling) aan middeleeuws Latijn arithmetica < Grieks arithmētikḕ (tékhnē) 'rekentechniek, rekenkunst', afleiding van arithmós 'getal, hoeveelheid' bij het werkwoord arithmein 'tellen, rekenen', verwant met Latijn ars 'kundigheid', waaruit bijv. artiest.
De -s- in de Middelnederlandse vorm is ontstaan door fricatieve uitspraak van de -th-, net zoals in Oudfrans arismetique [13e eeuw].


  naar boven