1.   bijt zn. 'in het ijs gehakte opening'
categorie:
verkorting
Mnl. bijt [1300-50; MNW]; vnnl. byt, bijt [1578; WNT].
Afleiding van het werkwoord bijten.
Mnd. bit 'id.'; nfri. byt, bit.
Fries: byt, bit


  naar boven