1.   turbulent bn. 'woelig'
Mnl. turbulent 'woelig, onstuimig' [eind 15e eeuw; iWNT], "vol kijuens, twists, onrusten ende gheruchts" [1553; Van den Werve], in ouer dzee turbulent 'over de onstuimige zee' [1559; WNT periculeus].
Ontleend, al dan niet via Frans turbulent 'woelig, onstuimig' [ca. 1200; Rey], aan Latijn turbulentus 'id.', afgeleid van turba 'verwarring, wanorde, opschudding', van onzekere verdere herkomst.
Fries: turbilint


  naar boven