1.   scharnier zn. 'draaiverbinding'
categorie:
leenwoord
Nnl. schenier 'metalen draaiverbinding' [1732; iWNT], scharnier 'verbindingsstuk bij schelpen' in van derzelver Scharnier 'van hun verbindingsstuk' [1771; iWNT].
Ontleend aan Frans charnière 'scharnier' [13e eeuw; FEW], eerder al in de noordelijke vorm carnière 'id.' [12e eeuw; TLF]. Deze Noord-Franse vorm is al veel eerder ontleend als mnl. karnier 'hengsel, scharnier' [1447; MNW], waaruit later knier 'id.' [1642; iWNT] is ontstaan (nog Fries knier). Het Franse woord is wrsch. afgeleid van Oudpicardisch carne 'draaipunt, pilaar' [12e eeuw; FEW], dat is ontwikkeld uit klassiek Latijn cardō (genitief cardinis) 'deuras, draaipunt', verdere herkomst onbekend. Zie ook kardinaal 2 'voornaamst'.
Ontlening van Frans cha- als Nederlands scha- is in de 18e eeuw zeer wel mogelijk, maar de Nederlandse vorm kan ook beïnvloed zijn door het in diezelfde periode ontleende Duitse woord Scharnier [18e eeuw; Pfeifer].
Fries: knier


  naar boven