1.   belagen ww. 'in het nauw brengen'
categorie:
geleed woord
Mnl. Doe dat die zeloten saghen. Wilden si dese belaghen 'toen de Zeloten dat zagen, wilden ze hen aanvallen' [1285; CG II, Rijmb.], belagen 'bedreigen' [15e eeuw; WNT].
Afleiding met be- van het Middelnederlandse werkwoord laghen 'belagen', zelf afgeleid van het zn. laghe 'valstrik, hinderlaag', zoals nog in hinderlaag, zie hinderen en het zn. laag 1.
Mnd. belagen 'op de loer liggen, opwachten'.
belager zn. 'hij die belaagt'. Vnnl. belaghers (mv.) 'zij die belagen' [1636; WNT]. Afleiding van belagen.


  naar boven