1.   gotisch bn. 'volgens een bepaalde stijl'
categorie:
geleed woord
Vnnl. vuyl Gotsch 'smerig middeleeuws' (over achterhaalde inzichten inzake bouwkunst) [1651; WNT], 't Gotsche krulligh mal 'de krullerige gotische onzin' [1658; WNT vermannen]; nnl. een Gottisch gebouw [1701; WNT], Gottische letters [1701; WNT], een ouderwetsch kerkboek (met) gotische letters [1904; WNT zwartkop I]. De vorm gotiek komt ook voor het bn. voor: gothieke karakters 'gotische letters' [1798; WNT rottig], het simpel gotiek stadhuis [1922; WNT renaissance].
Afleiding met het achtervoegsel -isch van de naam van het Germaanse volk de Goten, naar analogie van Italiaans gotico 'gotisch'. De -h- die in de 19e en 20e eeuw vaak in de spelling wordt aangetroffen (Gothen, Gothisch, Gothiek) is vooral door W. Bilderdijk gepropageerd, naar analogie van het Hoogduits, waar spellingen met -h- ook in zwang waren.
In Italië gebruikte men sedert de 16e eeuw het bn. gotico 'gotisch' met de afkeurende connotatie 'middeleeuws, onbeschaafd, smakeloos, achterhaald' voor alle kunstwerken die tot het eind van de Middeleeuwen door "de Goten", d.w.z. alle volken ten noorden van de Alpen, waren voortgebracht. In navolging hiervan werd eeuwenlang ook buiten Italië veel middeleeuwse kunst en architectuur gotisch genoemd, ook dikwijls met de connotatie 'achterhaald, barbaars'. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw, vooral door de bestudering van de bouwkunst, zag men algemeen in dat de Goten niets met Europese kunst- en bouwstijlen te maken hadden; de termen gotisch en gotiek werden echter wel gehandhaafd en vanaf de 19e eeuw nog uitsluitend toegepast op de specifieke Noord-Europese stijl van ca. 1140-1500. Als begin van de gotische (spitsboog)bouwkunst geldt de abdij van Saint-Denis bij Parijs (1132-1144).
Het monnikenschrift zoals dat vorm had gekregen vanaf de 13e eeuw, werd eveneens gotisch genoemd, wrsch. ook omdat men het middeleeuws en achterhaald vond. Ook die term is later, zonder de negatieve connotatie, gehandhaafd voor het laat-middeleeuwse schrift en de vroege Europese drukletter die daarop gebaseerd was.
gotiek zn. 'gotische stijl; tijdperk in de kunst'. Nnl. gothiek 'bouwstijl, stijl in de kunst' de bloeitijd der Gothiek [1858; WNT zuiden], 'tijdperk van de gothische stijl' tijdens de gotiek [1957; WNT Renaissance]. Ontleend aan Frans gothique 'stijl van de periode tussen Oudheid en Renaissance' [1716; Rey], zelfstandig gebruik van het bn. ghotique 'volgens die stijl, middeleeuws' [1615; Rey], ontleend aan middeleeuws Latijn goticus 'id.' [15e eeuw; FEW]. Overigens maakt men in het Frans sinds de 19e eeuw een spellingonderscheid tussen gothique 'gotisch' en gotique 'Gotisch (de taal)'.


  naar boven