|
1571. |
griepen categorie: geleed woord Zie: griep
|
1572. |
griesmeel zn. 'gebroken graan' categorie: geleed woord, leenwoord Nnl. griesmeel 'grof meel' [1872; van Dale], vaak in de samenstellingen griesmeelpap [1910; WNT rijst] en griesmeelpodding '-pudding' [1898; van Dale]. In het Middelnederlands bestond voor gebroken of grof gemalen graan al het woord gruus, gruys [1350-1400; MNW], een variant van grut, nnl. (dial.) gruis 'zemelen'. De huidige vorm gries(meel) is ontleend aan Hoogduits Grießmehl, ouder griesmel 'gruttenmeel, grofkorrelig meel' [1482; FvW], samenstelling van Grieß 'grut' (zie grut) en Mehl, zie meel. In het Nederlands is de betekenis enigszins beperkt tot 'grofkorrelig meel van tarwe of spelt'. Het verouderde woord gries 'grof zand, kiezelzand' [1573; WNT] is een variant van gruis 'id.'.
|
1573. |
grieven categorie: geleed woord Zie: grief
|
1574. |
griffel zn. 'schrijfstift' categorie: geleed woord, leenwoord Mnl. met naelden ofte met eener griffele 'met naalden of met een stift' [1351; MNW-P], eyn zilveren griffel 'een zilveren schrijfstift' [1367-72; MNW], een greffeel 'een schrijfstift' [1380-1425; MNW-P]; vnnl. griffel daermen in tafelboeckskens mede schrijft 'griffel, waarmee men op wastafeltjes schrijft' [1573; Thes.]. Met het Germaanse achtervoegsel -el dat vaak voor gereedschappen wordt gebruikt (zie beitel) ontleend aan Oudfrans greffe 'schrijfstift' [midden 11e eeuw; Rey], ontwikkeld uit Latijn graphium, ontleend aan Grieks grapheĩon 'id.', bij het werkwoord gráphein 'schrijven', zie -grafie. Ook mnd. griffel, ohd. griffil, greffel (nhd. Griffel). Tot de 19e eeuw bestond er ook een kortere vorm grif, (dial. griffie, greffie) 'schrijfstift', mnl. greffie, griffie, griffe 'schriftstift, graveerstift, priem, dolk' via Oudfrans greffe 'stift' eveneens teruggaand op Latijn graphium, zie griffie.
|
1575. |
griffen ww. 'graveren; inprenten' categorie: geleed woord Vnnl. griffen 'graveren, met een stift schrijven in': ... schrift, van konstigh staal daar in gegrift 'letters, daar kunstig in gegraveerd' [1648; WNT], ook overdrachtelijk 'onuitwisbaar aangebracht' in in mijn herte geprent, gedruct, ende ghegrieft [ca. 1570; WNT]; nnl. in mijne ziel gegrift [1814; WNT zwellen II], zaken die in den geest, het hart, de ziel of het geheugen gegrift zijn [1983; WNT uitwisschen]. Afleiding van vnnl. grif 'schrijfstift, graveerstift', zie griffel. In het Vroegnieuwnederlands bestond eerder al de vorm griffiën, greffiën 'griffen, ingriffen' [1539; MNW greffie], ook overdrachtelijk in zoo bleef 't gegriffijt in haar zin 'zo bleef het onuitwisbaar in haar geest geprent' [1617; WNT griffiën]; deze vorm bestond nog in de 19e eeuw (WNT V 1893) en was een afleiding van griffie 'schrifstift, graveerstift', zie griffel en griffie.
|
1576. |
grijper categorie: geleed woord Zie: grijpen
|
1577. |
grijpstuiver zn. 'klein bedrag' categorie: geleed woord Nnl. grijpstuiver 'aalmoes, bedrag van niks' [1914; WNT stuiver I], voor een grijpstuiver 'voor een habbekrats' [1949; WNT Aanv. confectionneeren]; ook wel 'relatief redelijk bedrag' in dat klusje heeft me nog een aardige grijpstuiver opgeleverd [1991; Verschueren]. Gevormd uit grijpen en stuiver. Wrsch. oorspronkelijk een fooi of een aalmoes, dus een stuiver om aan te pakken. Fries: grypstehealstoer
|
1578. |
grijsaard categorie: geleed woord Zie: grijs
|
1579. |
grillen categorie: leenwoord, geleed woord Zie: grill
|
1580. |
grilleren categorie: leenwoord, geleed woord Zie: grill
|
< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
naar boven
|