1.   glucose zn. 'druivensuiker'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. dat ... de tegenwoordigheid van glucose, kleurstoffen enzv., de kristalvorming zeer belemmeren [1850; Harting], glucose 'zetmeelsuiker' [1859; WNT zetmeel], de glucose of het onkristalliseerbare (in suikerrietsap) [1865; WNT Aanv.], nieuwe suikerachtige stoffen ... naast de bekende glucosen [1895; WNT Aanv.].
Internationale chemische term, gebaseerd op Grieks gleũkos 'zoete wijn', afgeleid van glukús 'zoet, gesuikerd'. Op basis van Grieks glukús zijn sinds het eind van de 18e eeuw meer internationale chemische termen gevormd, waaronder glycerine.
Grieks glukús is verwant met Myceens gleũkos (< *dleũkos) 'zoete wijn' en misschien met Latijn dulcis 'zoet' (zie douceur(tje)); bij de wortel pie. *dlku- 'zoet' (IEW 222).
Literatuur: P. Harting (1850), Het mikroskoop: deszelfs gebruik, geschiedenis en tegenwoordige toestand, Utrecht, deel III, 488
Fries: glukoase


  naar boven