1.   confidentie zn. 'vertrouwelijke mededeling'
categorie:
leenwoord
Vnnl. confidentie 'vertrouwen, brutaliteit' [1577; Werve], 'vertrouwen, zelfverzekerdheid' [1597; WNT Aanv.], 'vertrouwelijkheid' [1619; WNT Supp. agresseur], seyde in confidentie 'zei in vertrouwen' [1634; WNT rememoreren]; nnl. confidentien (mv.) 'vertrouwelijke mededelingen' [1784; WNT Aanv.].
Ontleend aan Latijn cōnfīdentia 'vertrouwen, zelfvertrouwen, brutaliteit', afleiding van cōnfīdēns (genitief cōnfīdentis), teg.deelw. van cōnfīdere 'vertrouwen op', gevormd uit com- 'samen' en het werkwoord fīdere 'vertrouwen', zie fideel, fiducie.
De betekenisontwikkeling van het abstracte 'vertrouwen' naar het concrete 'vertrouwelijke mededeling' is wellicht beïnvloed door dezelfde ontwikkeling bij Frans confidence, dat pas in de 17e eeuw de betekenis 'vertrouwelijke mededeling' kreeg en zo de synonymie met confiance 'vertrouwen' verloor.
Fries: konfidinsje


  naar boven