1.   senaat zn. 'bestuurslichaam'
categorie:
leenwoord, leenwoord
Mnl. senaet 'senaat (van Rome)' [1300-25; MNW-R], die senaet van Venetgien 'de senaat van Venetië' [1488; MNW]; vnnl. Senaet der selver Universiteyt 'raad van hoogleraren van deze universiteit' [1575; WNT]; nnl. senaat 'Eerste Kamer' in menig grijze figuur van onzen Senaat [1903; Leeuwarder Courant], fractie-leider van de P.v.d.A. in de senaat [1953; Leidsch Dagblad].
Ontleend, al dan niet via Frans sénat 'senaatsvergadering, senaatsgebouw' [ca. 1213; Rey], aan Latijn senātus 'senaat, raad van oudsten, plaatsen waar de senatoren bijeenkomen', dat is afgeleid van senex 'oud', zie seniel.
senator zn. 'lid van de senaat'. Mnl. senature, cenature 'senatoren (van Rome)' [1285; VMNW], senator van Rome [1300-50; MNW-R], Der mechtechster senatoren 'van de machtigste senatoren (in Rome)' [1300-50; MNW-R]; vnnl. alle senatores 'alle senatoren (in Polen)' [1672; WNT klein I]; nnl. senator 'lid van de Eerste Kamer' inTelegrafisch waren onze senatoren ... bijeengeroepen [1903; Leeuwarder Courant]. Ontleend, eerst via Frans sénateur 'senator' [ca. 1165; Rey], eerder al senator 'id.' [ca. 1150; Rey], later rechtstreeks aan Latijn senātor 'id.', een afleiding van senātus.
Fries: senaatsenator


  naar boven