1.   aanstellen ww. 'een plaats geven, benoemen'
categorie:
geleed woord
Mnl. aenstellen 'ordenen, regelen' [1420; MNW], 'tegen iets aandrukken of aanleggen' [1460; MNW]; vnnl. aanstellen 'aanwijzen, benoemen' [1595; WNT waal IV].
Gevormd uit aan en stellen.
In zijn huidige betekenis is aanstellen oorspr. een jagersterm, synoniem met posteren, die later overdrachtelijk werd gebruikt. Het wederkerende werkwoord zich aanstellen betekent 'zich op een overdreven manier gedragen': vnnl. Zich als onnozele kinderen aen-stellen [1660; WNT]. Deze betekenis komt voort uit de betekenis 'op een bepaalde manier inrichten, plaatsen' zoals ook in Hoe de mensch ... zijn handel en wandel moet aanstellen.
Fries: oanstelle


  naar boven