1.   lady zn. 'voorname dame'
categorie:
leenwoord
Vnnl. Wanneer hy zal voeren een Ridder, Lady, of Gentilman van qualiteit [1671; iWNT gentelman]; nnl. lady "eene voorname vrouw of jonkvrouw; eene Engelsche dame" [1824; Weiland].
Ontleend aan Engels lady 'adellijke titel, dame', ontwikkeld uit Oudengels hlǣfdīge 'dame, heerseres, hoofd van een huishouding', gevormd uit het zn. hlāf 'brood' en een afleiding van de wortel dīg- 'kneden', zie deeg. De letterlijke betekenis is dus 'broodkneedster', overdrachtelijk 'broodverdeelster', maar al in de oudste Engelse attestaties heeft het woord de bovengenoemde algemene betekenis. Zie ook compagnon en lord.


  naar boven