1.   galon zn. 'koordvormig weefsel op uniformen e.d.'
categorie:
leenwoord
Vnnl. 1 graeuw reisrockien ... met goude galonne 'een grijze reisjas met goudgalon' [1664; WNT reis I]; nnl. sijnen hoedt geboort met gouden galon 'zijn hoed afgezet met goudgalon' [1766; WNT wijzeman], galons (mv.) 'borduursels, goud- of zilverfranjes' [1824; Weiland].
Ontleend aan Frans galon 'sierband om kleding af te zetten' [1379; Rey], naast het werkwoord galonner 'de haren met linten versieren', dat misschien samenhangt met galant, of eerder nog met het daarmee verwante gala. Omdat het suffix -onner in de 14e eeuw zeldzaam is, vermoedt Guiraud dat galon samenhangt met jalon 'tak, twijg, teen', vanwaar de betekenis 'band' zich kon ontwikkelen. Het is ook mogelijk dat galon samenhangt met guirlande 'slinger', dat in het Oudfrans ook voorkwam als galande en garlande (waaruit Engels garland 'slinger, guirlande').


  naar boven