1.   huid zn. 'bedekking, vel'
categorie:
erfwoord
Onl. hūd 'huid' [ca. 1100; Will.]; mnl. huut 'huid', bijv. in die sinen nasten wondet in gehelre hud so dat hi bluod sturtet 'die zijn naasten verwondt door de huid heen zodat hij bloedt' [1236; CG I, 29], hut [1240; Bern.], ook huit [1300-50; MNW-R].
Os. hūd (mnd. hūt); ohd. hūt (mhd. hūt, nhd. Haut); ofri. hēd (nfri. hūd); oe. hȳd (ne. hide 'dierenhuid' naast skin 'mensenhuid'); on. húð (nzw. hud); < pgm. *hūdi-.
Verwant met: Latijn cutis 'huid'; Grieks kútos 'omhulsel, huid', skũtos 'huid, leer'; Litouws kiautas 'omhulsel, schaal', kutỹs 'buidel', Oudpruisisch keuto 'huid'; Welsh cwd 'tas'; Tochaars A kāc (< *kwāc) 'huid'; < pie. *(s)kuH-t- (IEW 953), een t-uitbreiding van de nultrap van pie. *(s)keu(H)- 'bedekken, omhullen' (IEW 951), zoals in schuilen en schuur. Met s- in plaats van t-uitbreiding is huis verwant.
Huid en vel waren altijd min of meer synoniem en zijn dat nog steeds. Toch lijkt het gebruik van beide woorden aan verandering onderhevig te zijn geweest. Zo schrijft het MNW in 1894: "Meermalen gebruikt men in het mnl. huut, waar wij vel moeten gebruiken, omdat huid, van menschen gezegd, tot de platte taal is gaan behooren." En nog in 1954 schrijft het WNT over vel: "in de alg. taal, in vrij gebruik, een gemoedelijker, huiselijker woord dan huid, dat in de laatste vijftig jaar, ten gevolge van huidverzorging en geneeskunde (invloed van hd. haut) meer en meer het deftige woord is geworden." In het moderne taalgebruik lijkt dit laatste onderscheid nog steeds te bestaan, maar is het wel kleiner geworden.


  naar boven